Zwanenzang van een heggenmus Ik hoop mijn dochters een stukje bewustzijn mee te geven door ze te wijzen op de mooie dingen in onze tuin. ”Ja, Moeder Natuur heeft het mooi voor elkaar, wij mensen maken er alleen zo’n puinhoop van”, luidt mijn devies en dat weet ik aardig vol te houden. Toegegeven, soms kom ik mezelf tegen tijdens het onderhoud aan mijn onbespoten tuin. Woekerende akkerwinde weet mijn humeur daarbij nogal eens te kenteren. Voor een natuurlijke tuin die toch klassiek oogt, moet je keihard werken. Edoch, het resultaat mag er wezen. Vanaf april is onze achterdeur vaker open dan dicht. Ons woonkameroppervlak wordt daardoor vertienvoudigd. We leven vanaf dat moment echt in de tuin … in ónze natuur. Ik ben erg in mijn nopjes met de kruiden, de hommels, de fruitboompjes, de knalgele dotterbloemen, de pimpelmezen die de koolmezen het leven zuur maken, de salamanders, de egels en mijn composthoop. Mijn dochters zijn vooral weg van de lieveheersbeestjes die mijn tuin bevolken. Veel van die stippeltorretjes hebben al meerdere malen de binnenkant van een jampotje gezien. Zodra ze onze meiden zien, denken ze vast: Nee hè, daar gaan we weer! Genieten dus. Op een avond zaten we heerlijk na te tafelen onder het makelaartje dat onze dakpunt versiert. Meestal claimt een plaatselijke merelman met veteranenstatus deze vorstelijke zangpost, maar deze avond had een heggenmusje het lef om zijn hegemonie te tarten. Hij streek neer voor een ballade, een sublieme afsluiter van ons avondmaal. Ik wees mijn oudste dochter op de kleine, zingende vogel. Als betoverd keek mijn vijfjarige telg naar het dappere tenoortje dat theatraal poseerde op het dakornament. Wat er toen volgde, deed mij verstarren. Terwijl onze José Carreras nietsvermoedend zijn zilveren lied zong, naderde er met grote snelheid een schaduw over de nok van het dak. Midden in een strofe werd het zangertje van de makelaar geplukt door een sperwervrouw met stealth-eigenschappen. Het idyllische moment sloeg abrupt om in een gruwelijke moordscène. Meestal kan ik de effectiviteit van natuurlijke precisieaanvallen wel waarderen, maar hier werd een persoontje vermoord. Sprakeloos was ik toen het geklauwde beest met haar zwijgzame buit uit beeld verdween. Mijn dochters betovering was omgeslagen in ontsteltenis en nog geen seconde later kwamen de tranen. Ik moest iets zeggen, zocht naar woorden. Ik vond ze, maar niet de goede. ”Tja, schat … da’s de natuur, hè”, zei ik uiteindelijk maar en gaf haar een troostende knuffel. Jan-Kees de Meester Foto: Neri de Meester Het anker De ambtenaar had ik snel overtuigd. Het werd zeker geen houten schutting, die ik langs de door mij begeerde gemeentestrook zou zetten. Ook geen gebiedsvreemde beukenhaag. Het stukje grond waarmee ik mijn net nieuw verworven tuin wilde uitbreiden, moest wat mij betreft aansluiten bij de oorspronkelijke begroeiing langs de rand van het Veluwemeer, waar mijn nieuwe huis over uitkijkt. Het werd een haag van meidoorns. Die domineren immers ook de strandwallen ten noorden van mijn woonplaats Harderwijk. Met oude kadasterkaarten had ik me verdiept in de historie van deze kust en ontdekt dat op de plek van mijn huidige tuin tot 1916 een strandwal had gelegen. Waarschijnlijk is die in dat jaar door Zuiderzeestormen weggeslagen. Het kan ook zijn dat het zand toen is afgegraven voor de uitbreiding van de stad. De vrijgekomen kleilaag bezorgt mij en mijn buurtgenoten echter kopzorgen vanwege de slechte drainage. Maar als waterdeskundige had ik daar een oplossing voor bedacht: het terugbrengen van wat reliëf en het graven van een wadi. Bij al dat spitwerk stuitte ik twee spaden diep op een metalen voorwerp, dat verdacht veel aan een anker deed denken. Ik stelde me zo voor hoe een schip hier voor anker had gelegen of hoe het anker met de zware stormen over de strandwal was geslagen. De annalen hadden immers vermeld dat hier in de buurt jaarlijks een houtschip voor anker ging. Het roestige ding leek echter niet op de afbeeldingen van ankers die ik op internet vond. Toen op een dag de vorige bewoners de verbouwing en de nieuwe tuin kwamen bewonderen, liet ik trots mijn vondst zien met het verhaal erbij. Hij was gepensioneerd geschiedenisdocent en moest toch onder de indruk zijn van deze archeologische schat in zijn voormalige achtertuin. Maar de lachende kreet van zijn vrouw werkte ontnuchterend: het was de oude voet van de droogmolen die ze al jaren kwijt was. Goedmoedig zei ze daarna dat het wel de eerste in zijn soort was geweest. De archeologie van mijn tuinreservaat loopt zeker terug tot in de 20e eeuw. Dick Bouman 16 G R O E I&BL O E I–S PEC IAL TU I N PR AK TIJK Foto: Theo Dierickx, diethefotografie.jimdo.com Pagina 11

Pagina 13

Heeft u een studiegids, page gangster of internet onderwijscatalogi? Gebruik Online Touch: reclamefolder converteren naar een digitale publicatie.

Groei en Bloei februari2015 Lees publicatie 10036Home


You need flash player to view this online publication